Eigen stijl?
Toen ik na een zeer lange periode van economische gedwongen creatieve onthouding eindelijk wat bovengrondse aarde onder mijn voeten voelde kwam er geleidelijk aan ’n nieuwe inspiratiestroom op gang. Ik schreef natuurlijk ‘n ½ leven psychische en fysieke onderdrukking van mij af (scheuren in de Berlijnse muur en vooral het toneelstuk Rinoceros van Ionesco (1909-1994). Dat laatste gaat over ’n kleine stad waarin opeens alle mensen in rinocerossen veranderen. De hoofdrolspeler Berenger verzet zich met hand en tand tegen dat kafka achtig gebeuren ondanks weerstand loze vrienden en zelfs zijn geliefde die erop aandrongen dat hij zich niet moest verzetten tegen de nieuwe opportunistische massificatie. Ik vergeet nooit hoe aan ’t eind het publiek de schouwburg verliet onder het aanhoren van ’n woedende Berenger die zonder ophouden bleef schreeuwen ’n bron van psych renaissance die mij veel goed deed.
Ongemerkt vermengde dit gebeuren met de levendige herinnering aan het meezingen in het jongenskoor in Bach’s Matthäus Passion. (Bij het concertgebouw orkest). In onze engelachtige witte hesjes dienden we ook het (veel langere) tweede deel uit te zitten waar voor ons niets te zingen viel. Bach’s geniale slotmaat bevat ’n heftig dissonant akkoord dat ten slotte heilzaam oplost in ’n passende consonant In de verste verte was ik uiteraard bestand tegen 1 ½ uur stilzitten. Ik vergeet nooit mijn krachtig protest daartegen “niet” en dreunde wellustig ’n nog scherpere dissonant op de oplossing:
Dit boze “berenger akkoord” heeft zich stevig van mij meester gemaakt en in de loop der jaren gingen akkoorden met niet opgeloste dissonanten de dienst uitmaken.
Geleidelijk aan bouwde mijn akkoordenwereld zich uit middels uitgekiende toevoeging van tonen die tot dan toe nog geen deel hadden uitgemaakt van het akkoord.
Na 2021 ging ik proefconcertjes organiseren voor vrienden en andere welgezinden; later kwamen daar muziekcollega’s bij.
Groot was mijn vreugde toen collega musicoloog hoofddocent aan ’t conservatorium van Amsterdam en erkend Boulezspecialist Wim marku met betrekking tot mijn muziek sprak van ’n eigen stijl.
De reeds eerder genoemde artistieke directeur van ’t kon. Concertgebouw orkest had mij al eens verzekerd dat hij het uitgesloten achtte dat er ooit nog ’n stijlvernieuwing zou plaats vinden. “de enige vernieuwing” zei hij, “is te vinden in de wijze waarop componisten eerdere stijlen met elkaar verbinden”.
ik ben nog steeds bezig “mijn winst uit te tellen”.
Of ik daar al spelend ook wijzer van ben geworden weet ik nog (lang) niet!