Persoonlijk CV
De cd- titel “Spelenderwijzer…?!” heeft verschillende ontstaansbronnen. Ik ben mijn hele leven ’n spelend, spontaan improviserend componist met ’n bepalend logo: “stilstand is bederf”. Op mijn zevende leerde ik noten lezen uit ’n mini-handboekje en begon al gauw muziekjes te schrijven, veelal met grasgroene inkt. Ik leerde alleen spelenderwijs en 100% autodidact. Mijn muziek zelf vormde zich organisch verweven met mijn wordingsmilieu en slechts daarom dien ik enig licht te werpen op de menselijke omstandigheden daarvan.
De vader heeft mij nooit gewenst. Ik herinner me slechts één keer dat hij mededeelde, via de moeder! Dat hij “heus wel van mij hield”… Bewezen incest kan daar niet van getuigen. De moeder was ’n zwaar infantiel gefixeerde vrouw, egocentrisch, jaloers en sadistisch. Ze was de slottelg uit ’n zwaar religeobsedeerd gezin met puur fascistoïde trekken. Ze “nam” dus kinderen met geen andere intentie dan hen elke vorm van individuatie te beletten. Ieder potentieel vriendschappelijk contact buiten haar gezin was verboden. Vanaf het begin is mijn wezen dus vergroeid in ’n pathologisch matriarchale dwangsymbiose. Haar gruwelijkste wapen daartoe was ’n heftig soort emotionele chantage waar uiteraard geen (klein) kind tegen bestand is.
Gelukkig vormden mijn niet geringe (later ook literaire) talenten als van zelf ’n veilige schuilkelder, diep verborgen onder het “maaiveld”. Dat bleek ’n zeer vruchtbare voedingsbodem voor ’n steeds magmatischer vuur dat toen ik mij eenmaal (niet zonder geweld) vrij gevochten had als ’n vulkaan uitbarstte. Alle verschijnselen daarvan komen nu samen in mijn: Studio Crea Zeven.
‘n aantal jaren geleden keek ik al opruimend ’n stapel oude partituren door en trof tot mijn verrassing ‘n (haast onleesbaar) manuscript van muziek die op mijn dertienden (13!) schreef. Het betrof ’n Franse “dodenkalcht” voor mezzosopraan en ensemble waarin ’n moeder o.a. de volgende woorden tot haar dode kindje richt: “Luister goed, m’n kind, kies het pad van de geurende rozen en niet dan van de gifslangen; kijk goed uit want je bent geheel…alleen. De schrijver was onbekend. De muziek was voor ’n dertienjarige verrassend volwassen en deed zelfs soms aan Puccini denken. Ik maakte het stuk gebruiksklaar en maakte er ’n cd-opname van. Later liet ik het horen wat collega’s van K.C.O. niveau en er werd van “wonderkind” gesproken. Zonder Freud te kennen bleek reeds toen de innige connectie tussen mijn muziek en mijn (schuilkelder) realiteit. Het zal weldra ook op Spotify te horen zijn! Tijdens ’n zesjarig en vooral oersaai gymnasium had de diktatrice geen vat op mij en kon ik grondig kennisnemen van 2 overwaarden: “ken je zelf” en ”alles stroomt”(panta rei). Ik hield er mijn zeer werkzame “psycho legato” aan over. Op het aansluitende conservatorium viel vooral de grondig in ere gehouden etymologie van het woord op: “bewaarschool”. Veilig (voor ’n angstwekkende sociale omgeving) thuis vond ik goed gezelschap bij top componisten in hun biografieën. Dat legde de kiem voor de dierbaar gekoesterde illusie van eens ‘n “Freischaffender Künstler” te zijn. Dankzij m’n extreem hoge denksnelheid bij het “van blad” piano spelen grondde ik ’n soort socialisatie. Ik begeleide veel hoofdvaklessen bij docenten van Concertgebouw-niveau en bouwde ongewild enige naamsbekendheid op waar uiteindelijk ’n renderend contract met ’t conservatorium uit voortkwam.
Ofschoon de moeder thuis zich vast had voorgenomen dat ik ’n wereldberoemd concertpianist ging worden besloot in enige inspanning te gaan wijden aan de piano en zo maakte ik op mijn 21e mijn debuut als (duo)pianist in de kleine Doelenzaal te Rotterdam met één van de mooiste werken voor viool en piano: de Sonate van César Franck. N.R.C.’s hoofdredacteur muziek sprak o.a. van ’n prachtig toucher.
In mijn reeds vermelde belachelijk voorbarig huwelijk nam ik als correct afgericht soort van gezinshoofd iedere zakelijke verplichting op mij. “Wederhelft” legde geen uitgesproken talent voor werken aan de dag en zo kwam ik vooral door W’s bemoeienis oog in oog te staan met ’n dubbele hypotheekschuld (rente tot 13%). Creativiteit en kunstenaarschap legden al snel het loodje t.o.v. hoog boven modale werkdagen waar bij mijn diepe muzikale wezen en mijn in Rotterdam gesignaleerde piano-toucher stap voor stap het onderspit dolven. Mijn werk verloor zo iedere gerelateerdheid met mijn ware talenten. Lichtpuntjes vormden zich uit enkel kamermuzikale evenementen: hoogbegaafde musici en geleidelijk aan meer zangers. In die hoedanigheden speelde ik tweemaal in New York’s wereldberoende Carnegie Hall. (Recital Room) Met ’n loep kon je in de N.Y. Times mijn naam tegenkomen.
Voorzichtig pogend uit mijn soort van puberteit te stappen die ik doorbracht in aanbidding van de wereldberoemde Berliner Philharmoniker en hun legendarische voorman Herbert von Karajan (i.p.v. de zeurderige Beatles en nog minder de stemloze Rolling Stones) kreeg ik ’n vaag vermoeden dat er ook andere bestaansvormen konden zijn dan die aan genezijde van de muur. Denken in termen van vrijheid en onafhankelijkheid was er uiteraard nog niet bij. Toch kreeg het idee om ooit “het vrije Westen” te bereiken enige contouren. In mijn oogkleppenoptiek gold slechts het huisgezin als Heilige Norm. Ik modderde wat met ’n aardige studiegenote en tijdens ’n winters moment bij ’n warm haardvuur hoorde ik mij out of het blue vragen of ze met mij wilde trouwen. Kennelijk was haar blikveld even benard als ’t mijne en ze zei prompt ja. De voltrekking vond plaats nadat ik de ochtend ervoor mijn idool in het Concertgebouw aan het werk had gezien. Mijn obligate dankwoord nam ’n dichte mist gehulde trouwerij ging samen met het in gruzelementen meppen van mijn wijnglas.
De stap bracht enige verlichting maar natuurlijk bleef ik het angstige sociale wrak van weleer. Ik hield mij staande door iedereen gelijk te geven in totaal tegenstrijdige opvattingen, door chronisch te behagen en te gehoorzamen. Dankzij mijn reeds vermelde oogkleppen kreeg ik niet ’t inzicht in hoe ik ’n willige prooi werd voor (machts)misbruik, professionele zowel als financiële uitbuiting en brutaal parasitisme.
Ik had als pianist enige naam gemaakt en de visionaire artistieke directeur van het wereldberoemde Concertgebouw Orkest nodigde mij uit om daar te komen werken. Dit gaf mijn leven ’n draai en is ’n apart hoofdstukje waard. Ik werkte er uiteindelijk in 4 disciplines. De high-prof. situatie gaf me ook persoonlijk ’n flinke boost: ik werk er zeer gewaardeerd.
Ik heb mijn in feite nooit echt getopte werk aan het conservatorium van Amsterdam stevig opgeschaald en werd muzikaal chef van de Opera-opleiding en stapje voor stapje kwam het visioen van de “Freischaffender Künstler” in beeld. Bij de poliklinieken psychiatrie en psychologie werd ik bij respectievelijk OLVG en AMC gediagnosticeerd als “hoog bovengemiddeld intelligent”. Dat hielp!
Toen mijn 2 kinderen groot genoeg waren om bij hun moeder te kunnen blijven besloot ik mijn leven radicaal op de schop te nemen. Ik werk door ’n nabij gerelationeerde zwaar financieel opgelicht en toen één van mijn kinderen zich tegen mij had laten opstoken hakte ik de knoop door. Ik zwierf enkele jaren, leerde (identitair) Frans spreken als ’n Fransman. Alle saillante verleden momenten speelde ik razendsnel en op locatie over waarbij ik mijn groeiende echte identiteit het verleden liet wegspelen. Ik bezocht (aanvankelijk doodeng) 12 buitenlandse steden waar geen enkele valse invloed mij in de weg stond. Het titanengevecht ging ik aan met de afschuwelijke oersymbiose. Ik stuurde dr. Drion definitef naar huis en in ’n zeer heftig gevecht kwam ik als voerwinnaar te voorschijn. Van Picasso had ik Barcelona geleerd dat leren leven als ’n kind: zonder vooroordeel, bedoeling of taboe te blijven “spelen” de enige weg naar waarachtig kunstenaarschap voert. Te B. kwam ik ook onverwachts mijn (door Freud fout benaamde “onderbewuste” tegen: ’n veilige betrouwbare en goudeerlijke vriend.
Jan Slothouwer, onafhankelijk creatief kunstenaar. Studio Crea Zeven!